Hoewel het WVV reeds enige tijd in volle werking is, komt het oude recht soms nog de kop op steken. Er kunnen zich moeilijkheden stellen wanneer de nieuwe wet een regeling voorziet die in de oude wet ontbrak. Hoe moeten we daar in de praktijk mee omgaan?  

 

 De volstortingsplicht van aandeelhouders bij overdracht van aandelen is een dergelijk voor de praktijk relevant toepassingsgeval. Een wettelijke regeling ontbrak onder het oude recht. Dankzij een recent Cassatie-arrest van 2 september 2022 wordt ook onder het oude recht duidelijkheid geschept. 

 

  1. Inleiding

 

Het nieuwe Wetboek van vennootschappen en verenigingen (het “WVV”) is intussen al even in volle werking. Niettemin kan het voorkomen dat, ondanks de nieuwe wet, het oude Wetboek van vennootschappen (het “W. Venn.”) nog toepassing vindt.

 

Niet weinig leidt dit tot complexe situaties, vooral wanneer de nieuwe wet (dwingende) bepalingen voorziet terwijl dit onder de oude wet niet het geval is.

 

Het lot van ‘vergeten’ of niet-gerealiseerde activa bij ontbinding van een vennootschap is hier een voorbeeld van. Het WVV voorziet dat in dit geval de vennoten of aandeelhouders door de sluiting van de vereffening van rechtswege onverdeelde eigenaars worden van deze vergeten activa, zelfs indien deze activa nog niet zijn gekend op het ogenblik van sluiting (art. 2:104, §1 WVV). Het W. Venn. voorzag geen dergelijke bepaling waardoor onder de oude wet de rechtspraak uitweg diende te bieden.

 

Teruggrijpen naar rechtspraak om een antwoord te vinden op een specifieke vraag brengt soms nog meer verwarring met zich mee. Zo moet er worden teruggevallen op rechtspraak die onder het nieuwe recht niet langer relevant is. In dergelijke situaties is onzekerheid troef.

 

In deze bijdrage gaan we dieper in op nog een toepassing die ook vandaag nog aanleiding kan geven tot onzekere situaties: de volstortingsplicht van de aandeelhouder bij overdacht van aandelen.

 

  1. De volstortingsplicht

 

De plicht tot volstorting is een plicht inherent aan iedere aandeelhouder die een inbreng heeft gedaan in een vennootschap in ruil voor aandelen.

 

Met die inbreng draagt de aandeelhouder bij aan het maatschappelijk kapitaal of vermogen[1] in ruil voor aandelen. Dat kapitaal of vermogen stelt de vennootschap in staat om te beschikken over voldoende middelen om in haar werking te voorzien.

 

Met het verwerven van aandelen verbindt de aandeelhouder zich er toe om effectief bij te dragen aan het maatschappelijk kapitaal, dan wel vermogen. Deze verbintenis geldt ten aanzien van, maar is ook beperkt tot, de gehele inbreng van die aandeelhouder.

 

Het is niet vereist dat de aandelen meteen volledig bij de verwerving (oprichting, dan wel kapitaalverhoging) worden volstort.[2]

 

Wanneer de aandeelhouder overgaat tot volstorting is echter niet vrij te kiezen: de statuten kunnen een termijn voorzien waarbinnen de volstorting moet gebeuren, bijvoorbeeld 5 jaar na oprichting. Is er niets bepaald, dan dienen de aandelen worden volstort op verzoek van de raad van bestuur of het bestuursorgaan.

 

Gaat de aandeelhouder niet over tot volstorting op het tijdstip bepaald in de statuten, is interest verschuldigd. In het slechtste geval indien de aandeelhouder na verzoek van de raad van bestuur of bestuursorgaan niet overgaat of weigert over te gaan tot volstorting, kan deze door de vennootschap voor de rechtbank worden gedaagd.

 

  1. Wat bij overdracht van aandelen? 

 

a) Wettelijke bepalingen

 

De plicht tot volstorting in hoofde van de aandeelhouder is op papier een duidelijk principe: de aandeelhouder verbindt er zich ten belope van zijn inbreng toe om deze inbreng werkelijk bij te dragen aan het vermogen, dan wel kapitaal, van de vennootschap.

 

De vraag stelt zich echter of niet-volgestorte aandelen kunnen worden overgedragen en op welke partij, overdrager dan wel overnemer, de volstortingsplicht dan wel rust.

 

Vooreerst kunnen niet-volgestorte aandelen worden overgedragen. De wet belet dit niet.

 

Op de vraag op wie de volstortingsplicht na overdacht rust, biedt het WVV een duidelijk antwoord[1]:

 

  • de overdrager en de overnemer zijn zowel tegenover de vennootschap als tegenover derden hoofdelijk gehouden tot volstorting;
  • In geval van opeenvolgende overdrachten zijn alle opeenvolgende overnemers hoofdelijk gehouden; en
  • Kan de overdrager wanneer deze door de vennootschap of door een derde wordt aangesproken tot volstorting, regres uitoefenen op zijn overnemer en op elk van de latere overnemers voor wat hij heeft betaald.

 

Aan het regresrecht van de overdrager kan wel worden afgeweken in bijvoorbeeld de overdrachtsovereenkomst.

 

Artikel 5:66 WVV is van dwingend recht zodat het van toepassing is op alle bestaande (en nieuwe) vennootschappen vanaf 1 januari 2020.

 

Onder het W. Venn. was deze vraag niet eenduidig te beantwoorden.

 

De heersende opvatting onder het oude recht was tot voor kort dat de overdrager van de niet-volgestorte aandelen volledig bevrijd was van zodra de overdracht van de aandelen werd ingeschreven in het aandeelhoudersregister.

 

Het Hof van Cassatie kwam echter terug op haar eigen rechtspraak en oordeelde dat de overdrager nog kan worden aangesproken tot volstoring, zij het voor niet meer dan de voor inschrijving in het aandeelhoudersregister ontstane vennootschapsschulden. Hieruit volgt dat de overdrager slechts partieel wordt bevrijd van de volstortingsplicht.

 

Deze rechtspraak wordt nu met het recent Cassatie-arrest van 2 september 2022 bevestigt waarmee er een einde komt aan de onduidelijkheid onder het oude recht. In dit Cassatie-arrest werd het hof van beroep Gent teruggefloten dat oordeelde dat de overdragers na inschrijving in het aandeelhoudersregister niet meer konden worden aangesproken tot volstorting van de aandelen.

 

b) Wanneer is de oude wet dan wel de nieuwe wet van toepassing?

 

Welk criterium bepaalt of bij een eis tot volstorting de nieuwe dan wel de oude wet van toepassing is op bestaande vennootschappen (ook wel het ‘aanknopingscriterium’ genoemd)? Is dit op het ogenblik van de overdrachtsovereenkomst, op het ogenblik dat de volstorting wordt opgevraagd of nog een ander moment?

 

Het antwoord op deze vraag is bij gebreke aan een specifieke wettekst niet duidelijk.

 

In het kader van een faillissement oordeelde de rechtspraak reeds dat de curator zich moet beroepen op de regelgeving die op het ogenblik van de faillietverklaring van toepassing is.

 

Bepaalde rechtsleer argumenteert zelfs dat het aanknopingcriterium nog vroeger valt, nl. op het ogenblik van het sluiten van de overdrachtsovereenkomst.

 

De rechtspraak zal dit verder moeten uitwijzen.

 

  1. Verjaring

 

Artikel 2:143, §1, tweede streepje WV, voorheen artikel 198, §1, eerste streepje W. Venn., bepaalt dat alle rechtsvorderingen tegen vennoten, te rekenen van de bekendmaking hetzij van hun uittreding hetzij van de akte van ontbinding van de vennootschap, of te rekenen van het verstrijken van de overeengekomen duur, verjaren door verloop van 5 jaren.

 

De vordering van de vennootschap of het bestuursorgaan tot volstorting van de aandelen is een dergelijke rechtsvordering.

 

Een aandelenoverdracht wordt bekendgemaakt via inschrijving in het aandeelhoudersregister.

 

Deze inschrijving is van cruciaal belang, immers:

 

  • de inschrijving geldt als verklaring van ontslag van de verbintenis door de schuldeiser tot volstorting;
  • de inschrijving drukt de toestemming uit van de vennootschap met deze schuldoverdracht;
  • de inschrijving maakt de schuldoverdracht tegenwerpelijk aan de vennootschap en aan schuldeisers, alsook aan de curator.

 

Enige voorzichtigheid is hier aldus op zijn plaats: de vennootschap, het bestuursorgaan of enige andere partij die de volstorting van de aandelen vordert (zoals de curator bij faillissement), dient de verjaringstermijn van 5 jaar voor ogen te houden.

 

Ook het aandeelhoudersregister up to date houden en het nauwgezet opvolgen van de inhoud er van is van uitermate groot belang. Onze specialisten op vlak van corporate housekeeping kunnen u hier alvast in bijstaan.

 

Aarzel niet contact met ons op te nemen indien u vragen heeft of advies wenst over dit onderwerp.

 

Lore Huyghe

Lore.huyghe@everest-law.be

 

[1] Onder het WVV wordt het kapitaalbegrip in de BV afgeschaft.

[2] Bij een NV geldt bij oprichting wel nog steeds een minimumkapitaal dat volledig moet zijn volgestort. Wanneer het kapitaal meer bedraagt dan het minimum moet elk aandeel voor 1/4de worden volstort. De aandelen die geheel of ten dele inbrengen in natura vertegenwoordigen dienen bovendien binnen vijf jaar na oprichting van de vennootschap worden volstort (art. 7:11 WVV). Gezien sinds de inwerkingtreding van het WVV de kapitaalvereiste in een BV is afgeschaft, zijn er in een BV geen volstortingsvereisten meer (art. 5:8 WVV).

[3] Deze regeling geldt zowel in de BV als in de NV.